In de naastgelegen ruimte zijn voorwerpen te zien die iets met het begrip ‘familie’ te maken hebben: een familiewapen en een kast. Van de kast wordt alleen de achterkant getoond. Wel is te zien dat er in de kast plastic verpakte voorwerpen staan. Het lijken de resultaten van een onderzoek op een crimescène. Hier is geen sprake van geborgenheid of veiligheid, begrippen die je meestal associeert met ‘familie’. De sfeer is hier juist unheimisch en ongemakkelijk. De derde ruimte is een brug naar de toekomst, het onbekende.
De gewapende figuren die B.C. Epker als blow-ups aan de wanden heeft gehangen, staan als ‘wachters’ om de installatie van Van Buren. Zij vormen een actueel, maar tegelijkertijd vervreemdend element in de tentoonstelling. Ze verwijzen naar de gewapende strijd in het streven naar het behoud van de eigen cultuur, maar aan het eind van het verhaal is die cultuur al schietend ook vernietigd. De plaats die Epker koos, lijkt weliswaar op een Alpenlandschap, maar is niet als concreet landschap bedoeld. Het is een metafysische plaats waar verhalen, herinneringen en droombeelden zich afspelen. Een plaats waar de eigentijdse bewoners zich nonchalant wapenen en waar de geschiedenis en de natuur opvallend aanwezig zijn.
(Tekst Fries Museum)